Eind 1972 draaide de film "Bij de beesten af" in de Nederlandse bioscopen. Die film van Bert Haanstra bracht overeenkomsten in gedrag van mens en dier in beeld. Als zestienjarige zat ik ernaar te kijken en niet als enige: de bioscopen zaten vol. Ruim tien jaar later liep ik van mijn werkplek bij het chimpanseeverblijf naar de ingang van Burgers' Zoo om Bert Haanstra te ontmoeten. Hij kwam praten over mogelijkheden om een film te maken. Hij had het boek "Chimpanseepolitiek" van Frans de Waal gelezen. Zou het niet aardig zijn als ik kon zeggen dat het zien van "Bij de Beesten af" er toe geleid had dat ik etholoog geworden was? Maar zo was het niet. Ik zat indertijd in de bioscoop omdat ik al wist dat ik gedrag van mens en dier wilde gaan bestuderen. Mijn ervaringen met de Arnhemse chimpanseekolonie begonnen in 1979. Ik studeerde biologie aan de universiteit van Utrecht en op een dag kreeg ik een brief van Jan van Hooff. Hij schreef me als verantwoordelijke voor het gedragsonderzoek in Utrecht dat het op korte termijn niet mogelijk was om in het kader van mijn studie onderzoek naar het gedrag van mensenkinderen te doen - en dat wilde ik nou juist graag. Hij had wel een alternatief: chimpansee-onderzoek in Arnhem. Ik hoefde geen moment na te denken: dat moest fantastisch zijn. En zo deed ik onder begeleiding van Frans de Waal in 1979 voor het eerst onderzoek bij de chimps in Burgers' Zoo. In 1981 volgde ik Frans de Waal op toen die naar Amerika vertrok. En in 1983, toen Bert Haanstra op bezoek kwam was ik druk bezig met mijn promotie-onderzoek naar het pestgedrag van jonge chimpansees.
Staande aan de gracht, kijkend naar de chimps, maakten we elkaar steeds enthousiaster. Het gevolg was dat Bert Haanstra van juni tot en met september 1983 vrijwel dagelijks in Arnhem aan het filmen was. Zoveel als mogelijk verklaarde ik het chimpanseegedrag en wees ik op wat er waarschijnlijk te gebeuren stond.
In het boek "Bij de Beesten af" had Bert Haanstra indertijd geschreven dat het maken van de film "een tijd met veel ups en nog meer downs was" en dat hij vaak met de handen in het haar zat als hij er niet meer uit kon komen. Datzelfde bleek ook nu het geval. Behalve het perfectionisme van een filmer die wilde dat alles tot in details precies goed was, was de moeilijkheid een heldere film te maken zonder belerend te worden, terwijl tegelijkertijd de inhoud wetenschappelijk verantwoord moest zijn, zonder droog te worden.
Vanaf het begin hadden we een duidelijke afspraak: we gingen een film maken die toegankelijk moest zijn voor een breed publiek en wetenschappelijk volledig verantwoord moest zijn. Dat gaf mij een soort vetorecht dat ik nooit heb hoeven gebruiken: de samenwerking was voortreffelijk, van opnames tot montages en het schrijven van de tekst. Daarnaast heb ik veel geleerd van het werken met een gedreven en perfektionistische professional.
Het eindresultaat "Chimps onder elkaar" was een vorm van cinematografische ethologie, zoals Jan van Hooff het treffend noemde. Vrijwel alle aspecten van het chimpanseegedrag zaten erin: vertoon van slimheid, plagen en pesten, vlooien, rusten, spelen, moederlijk gedrag, onderdanigheid, sex en geweld. Met betrekking tot de altijd tenminste sluimerende machtstrijd tussen de volwassen mannen was te zien hoe de verhouding tussen leider Nikkie en de andere twee mannen Yeroen en Dandy aan het veranderen was.
"Chimps onder elkaar" bleek een succes: de film werd in vele landen op de televisie vertoond (in 1996 opnieuw ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Bert Haanstra), werd op wetenschappelijke congressen en op filmfestivals gedraaid en won twee prijzen. In Nederland kwam hij voor het eerst in oktober 1984 op het scherm. Het was opvallend om de effecten op het dierentuinpubliek te zien. Mensen bleven langer kijken; ze wachtten tot er wat gebeurde dat ook in de film te zien was. "Eenvoudige" gedragingen als water drinken, met stokken gooien en spelen kregen meer aandacht dan voorheen. Het leek of men met meer interesse keek en beter wist wat men kon verwachten. Sommige apen werden zelfs herkend. In het algemeen wisten mensen meer over de apen: dat er onderzoek verricht werd, wat "bluffen" was etc. De reacties waren zonder uitzondering positief.
Maar Bert Haanstra vond dat hij nog niet genoeg reacties had gehad. Hij wilde de film ook aan de chimps vertonen om te zien hoe ze erop zouden reageren. Ik waarschuwde hem dat de kans op een teleurstelling groot was. Het zou vrijwel onmogelijk zijn om aan het gedrag van de chimps te zien hoe ze een filmvertoning zouden ervaren. Enig lichtpuntje was dat Nikkie, de inmiddels overleden leider, prominent in de film figureerde. Dat zou nog wel eens duidelijke reacties op kunnen leveren.
Op 25 februari 1985 gingen om zes uur 's avonds alle lichten uit in het binnenverblijf. De hele groep zat in de hal en in het schemerdonker begon de filmprojector te lopen. Zodra de eerste scènes op de crèmekleurige muur verschenen fixeerden alle chimpansees het beeld. Ze leken zeer geïnteresseerd. Sommigen hadden van opwinding hun haren recht overeind staan. De film werd zonder geluid vertoond en het was doodstil in de hal . Maar op het moment dat in beeld een van de vrouwen onheus bejegend werd door een puber liet een aantal van de chimpansee-toeschouwers afkeurende geluiden horen. Het was echter onmogelijk vast te stellen of ze de vertoonde individuen herkenden.
De echte test kwam op het moment dat Nikkie in beeld verscheen. Direct toen dat gebeurde ontblootte Dandy zenuwachtig zijn tanden, begon hard te krijsen en rende naar Yeroen: hij omarmde hem stevig en ging bij hem op schoot zitten. Ook Yeroen had zijn mond vertrokken in een onzekere grijns. Er was geen twijfel mogelijk. De beide mannen hadden de bijna een jaar geleden overleden Nikkie herkend. Meer dan dat, Nikkie's "herrijzenis" herstelde direct de oude situatie: zijn filmverschijning veranderde de twee rivalen die elkaar vrijwel dagelijks bestreden voor even weer in bondgenoten.
Dit artikel verscheen in 1996 in ZieZoo en in 1997 als in memoriam voor Bert Haanstra in Eindhovens Dagblad, Trouw en de Volkskrant
CHIMPS ONDER ELKAAR: CINEMATOGRAFISCHE ETHOLOGIE